Natúúrlijk moet er statiegeld geheven worden op flessen en potten! Maar echt effectief wordt het pas als het principe wordt uitgebreid. Stérk uitgebreid. Denk nou bijvoorbeeld aan elektronische apparatuur: telefoons, computers, TV’s enz.
Het recycling percentage daarvan is sowieso al bedroevend. Geen wonder ook: als ik alleen maar naga hoe idioot veel moeite ik (Amsterdammer) moet doen om ‘het goed te doen’: ik moet daarvoor met de auto een rit maken naar een van de vér weg gelegen vuilnis inzamelingspunten en daar gaat het dan ook nog bepaald niet erg snel.
En dan nog: de manier waarop dat spul nú gerecycled wordt – vér weg en vaak onder mensonterende arbeidsomstandigheden – levert maar een zeer kleine milieuwinst op; er moet weer veel energie bij om er weer telefoons enz. van te maken. De circulaire economie eist een andere aanpak.
Stel je voor: je kunt die dingen inleveren bij elke supermarkt en krijgt er dan €5,00 voor terug. Laten we beginnen met mobieltjes en tablets; da’s voor de supermarkt te overzien. Groter spul komt later wel, als we er een beetje aan gewend zijn dat alles weer ingeleverd moet worden. Het percentage voor recycling ingeleverde mobieltjes kan op die manier snel naar tegen de 100% procent.
Vandaar is het gemakkelijk de volgende stap te maken: die mobieltjes moeten niet naar plaatsen waar alles door elkaar wordt verwerkt en omgesmolten; ze moeten terug naar de fabrikant of naar de importeur. (Natuurlijk kan dat allemaal makkelijk volautomatisch geregeld worden, net als bij flessen met statiegeld.)
Ongetwijfeld zullen er fabrikanten en importeurs zijn die er wel brood in zien om de spullen niet door te sturen naar de traditionele afwerkplekken maar om apparaten te repareren of er zélf bruikbare onderdelen uit te halen. Ongeveer zoals nu al gebeurt met inkt-cartridges voor printers. Met een goede, via heffingen en verplichtingen gestuurde, balans zal zulke échte recycling voordeliger uitpakken voor fabrikanten die hun apparaten zó maken dat ze eenvoudig gerepareerd kunnen worden en dat onderdelen gemakkelijk opnieuw gebruikt kunnen worden; dus modulair opgebouwd uit gemakkelijk vervangbare onderdelen. Nederland loopt zelfs voorop met een smartphone (de FairPhone) die daarop is ontworpen. Door een systeem waarbij fabrikanten hun niet meer functionerende producten retour krijgen bevorder je een meer op duurzaamheid gericht ontwerp.
Dat is toekomstmuziek, maar een eerste voorwaarde is het opzetten van een kringloop waarbij het gewoon wordt dat apparaten weer terug komen bij de importeur of fabrikant. We hebben daarvoor al sinds decennia een systeem: statiegeld!
“Maar kán dat nou allemaal wel? Er zijn toch voortdurend technologische innovaties die maken dat je als consument toch liever een nieuw apparaat hebt dan een refurbished model?”
Ik ben blij dat u die vraag stelt.
Om te beginnen zijn er zeer vele gevallen waarbij de consument helemaal niet uit is op een ‘technologisch geavanceerder’ model maar simpelweg op vervanging van een apparaat dat niet meer werkt. (Is daar ooit onderzoek naar gedaan trouwens? Ik kan het zo snel niet vinden.) Als consument kan het me geen biet schelen of ik dan een refurbished apparaat krijg of een nieuw gefabriceerd exemplaar; ik krijg op beide immers dezelfde garantietermijn. (Die trouwens voor vele apparaten nog steeds belachelijk kort is, maar dat is een ander verhaal.) Het is bovendien ook nog eens zo dat nieuwe elektronische componenten vaker kapot gaan dan componenten die al een paar jaar meegaan en dat een toenamend percentage apparaten overlijdt aan niet meer goed functionerende elektronica.
Maar OK, bij sommige apparaten willen we profiteren van de modernste technologie. Maar ook dat is betrekkelijk want vaak zit die extra functionaliteit in de software of in een paar chips en fabrikanten zouden hun apparaten veel meer dan nu het geval is kunnen inrichten op (desnoods fabrieksmatige) upgrades. Nu besteed niemand daar aandacht aan want er zit voor de fabrikant of importeur immers geen voordeel aan vast.
Tenslotte zijn er dan de échte hardware innovaties. Dat zijn er eigenlijk maar heel weinig. Betere beeldschermen, een paar nieuwe chips – dan heb je het voor het het afgelopen decennium wel gehad, wat alle reclames je nou ook willen laten geloven. Hierover het volgende. Het onderscheid tussen ‘geavanceerde’ en ‘goedkope’ modellen zoals we dat nu kennen is grotendeels kunstmatig; de goedkope modellen zijn vaak hetzelfde als de dure met een aantal functies uitgeschakeld. Bij een circulaire aanpak krijg je een reëel onderscheid tussen de goekopere refurbished modellen en de dure met échte hardware vernieuwingen. Dat lijkt me een goede zaak.
Hans