Mijn favoriete radioprogramma vroege vogels had vanmorgen weer een item over het door Staatsbosbeheer uitgevoerde experiment met natuur-inclusieve landbouw. Dat is de volgende stap na biologische landbouw: weilanden met bloemetjes, land dat in het voorjaar onder water staat voor de Grutto’s en zo meer, kortom, we moeten van intensief naar extensief. Dat betekent dus: méér land voor dezelfde productie. Een enthousiaste boer vertelde dan ook dat hij er van Staatsbosbeheer 80ha bij had gekregen. Op dat moment hoopte ik toch, in weerwil van de onveranderlijk optimische toon van het programma, op een kritische vraag: wat gebeurde er dan voorheen op die 80ha? Als het eigendom van Staatsbosbeheer was zal het toch wel een natuurgebied geweest zijn.
En dáár liggen dan direct de vragen want er ligt natuurlijk een levensgroot conflict tussen enerzijds het streven naar behoud van natuurgebieden en verkleining van het landbouw areaal en anderzijds de extensieve landbouw die juist een vergroting van het landbouw areaal vergt. Op het eerste gezicht lijkt natuur-inclusieve landbouw in te houden dat méér grond productief wordt gebruikt, ten koste van natuurgebieden. Ik heb wat dit betreft nogal een vooroordeel tegen Staatbosbeheer. Veel te lang gingen zij door met ‘productie bossen’ – u weet wel, die deprimerende, soorten-arme dennebossen met eindeloze rijen keurig op vaste afstand aangeplante dennenbomen – en maakten ruzie met Natuurmonumenten en het veelgeplaagde Rijksinstituut voor Natuurbeheer. “Is dit de toekomst?” vraagt de interviewer aan de mevrouw van Staatsbosbeheer. Ze laat blijken dat ze het hoopt. Haar hoop is mijn vrees.
Het probleem is natuurlijk al jarenlang duidelijk: de uitstoot van stikstof van onze intensieve landbouw, en voorál veeteelt, is veel te groot. Het gas stikstof is essentieel voor de levenscyclus maar je moet het niet zomaar vrij laten ontsnappen (‘mestoverschot’) want dan leidt het tot verzuring van de grond (en daardoor afname van biodiversiteit) en draagt bij aan de opwarming van de aarde door de natuurlijke omzetting in het broeikasgas distikstofmonoxide (lachgas). Een simpele berekening op een servetje maakt echter snel duidelijk dat déze aanpak geen echte oplossing is; niet voor de wereld en zelfs niet voor ons kleine, rijke, landje. Er zijn andere methoden om die stikstofuitstoot tegen te gaan, want stikstof is in principe een waardevolle grondstof. Maar die methoden vereisen eerder een intensivering van de landbouw en veeteelt en sinds een krant het woord ‘varkensflats’ uitvond zitten al zulke plannen in het verdomhoekje. Onder invloed van de publieke opinie trokken milieuorganisaties massaal hun handen af van plannen voor ‘agroparken’ waar door goede onderlinge afstemming grondstoffen en energie in een gesloten kringloop worden gebruikt. Zo werd een mogelijke besparing van tientallen procenten op energie, grondstoffen en stikstofuitstoot in de kiem gesmoord door de publieke opinie van precies die mensen die er het meest vóór zouden hebben moeten zijn. Zoek maar eens op ‘agropark’en lees die triestige geschiedenis; te beginnen met dit artikeltje in Trouw: https://www.trouw.nl/home/-verzet-tegen-agropark-ontneemt-ons-duurzame-lessen-~ab742516/. De laffe aftocht van organisaties als bijv. milieudefensie wordt aardig geïllustreerd door het feit dat de aanvankelijk enthousiaste pleidooien voor agroparken inmiddels van de website zijn verwijderd (zie onderaan). In het buitenland vonden deze ideeën trouwens wél waardering en de know-how werd zelfs een winstgevend export artikel.
Economisch kan de natuur-inclusieve landbouw lang niet uit. De geïnterviewde boer, duidelijk een natuurliefhebber, sprak over ‘meer werk’ en ‘hobby’ en hoopte op toekomstige subsidies. Ik kon natuurlijk niet anders dan sympathiseren met deze idealist, maar hoop intussen nog steeds op wat meer realisme en wat minder romantiek bij de mensen die geven om natuur en milieu. En vooral ook sluit ik me aan bij Jan Terlouws roep om meer moed en lef bij milieuorganisaties.
Hans
PS: de geschiedenis van de ‘agroparken’ weer eens doorlezend ben ik weer opnieuw geschokt door deze gemiste kans en de laffe houding van milieuorganisaties. In Google’s geheugen vind ik nog een paar pagina’s die milieudefensie inmiddels van haar site heeft verwijderd:
https://webcache.googleusercontent.com/search?q=cache:LpeHRz26UI8J:https://milieudefensie.nl/publicaties/rapporten/agrocentrum-amsterdam-ontwerpen-voor-agroparken-in-havengebieden-industrie+&cd=1&hl=nl&ct=clnk&gl=nl
Citaat:
Conclusie is dat de ontwikkeling van een Agropark in de haven van Amsterdam met debestaande technologie uitstekend mogelijk is. De belangrijkste winst kan wordengeboekt op het vlak van transportbesparing, beperking van het risico op insleep van besmettelijke dierziekten, biogasproductie uit mest door (co-)vergisting en duurzame verwerking van mest tot duurzame meststof.
https://webcache.googleusercontent.com/search?q=cache:A1f4NPHHOxoJ:https://milieudefensie.nl/publicaties/rapporten/verguld-en-verguisd-agroparken-in-de-media+&cd=3&hl=nl&ct=clnk&gl=nl
Citaat:
De auteurs van dit rapport adviseren om in de communicatie over Agroparken nieteenzijdig het accent te leggen op informatie over het hightech karakter en de schaal-voordelen. Om sneller acceptatie te vinden bij een breed publiek zouden juist aspecten zoals verbetering van milieu, diervriendelijkheid en voedselveiligheid steeds voorop moeten staan in de communicatie. De centrale positionering zou volgens de auteurs moeten zijn: Agroparken kunnen een adequate oplossing bieden in een breder perspectief, waardoor een aanzienlijke verbetering wordt bereikt ten opzichte van de huidige intensieve veehouderij. De mythe van de romantische idylle van het boerenleven op het platteland moet consequent worden doorgeprikt.
Vooral die laatste zin deed me weer terugdenken aan die uitzending van vroege vogels, vanmorgen.
Voorts ook ter lezing aanbevolen de toespraak die Jos Metz, bijzonder hoogleraar Technisch Ontwerp van Bedrijfssystemen in de Dierhouderij met bijzondere aandacht voor de Milieu en Welzijnsaspecten, gaf in 2000; de boodschap lijkt me nog steeds zeer relevant: http://edepot.wur.nl/231108
hm
Je gaat helaas niet in op de kern van het stukje, nl de zin “Op het eerste gezicht lijkt natuur-inclusieve landbouw in te houden dat méér grond productief wordt gebruikt, ten koste van natuurgebieden.”
Punt 1 ik noem niet het ‘bemesten van akkerranden’ of een ‘verandering van de maaiperiode’ romantisch, maar het idee dat boeren dit uit zorg voor ons aller welzijn en ten koste van eigen inkomsten zouden willen doen.
Punt 2: Natúúrlijk is er wél een conflict tussen bosbeheer met het oog op hout-winning en beheer met het oog op de bescherming van natuur. Het onderbrengen van beide belangen in één instelling leidde tot verdoezeling van die tegenstelling.
Punt 3: Ik bestrijd ten stelligste dat ‘dierenwelzijn’ de reden was dat ngo’s zich ca. 15 jaar geleden keerden tegen agroparken en ‘varkensflats’. Zoals uit de door mij aangehaalde artikelen ook naar voren komt was verbetering van het dierenwelzijn juist een reden voor deze organisaties om zich aanvankelijk achter deze plannen te scharen. Het tij keerde pas door een omslag in de publieke opinie die geen rationele grond had. Het romantische idee van Vrolijk in een weiland wroetende varkentjes werd afgezet tegenover productie-beesten die ‘op de 23e verdieping’ zaten opgesloten. Die ideeën gaan uit van onze ideeën over wat wij prettig vinden en houden geen rekening met wat de wetenschap ons leert over wat dieren prettig vinden.
Voorts gaan de pleidooien voor extensivering van de veeteelt glashard voorbij aan de harde noodzaak om het daarvoor beschikbare areaal te verkleinen en zéker niet te vergroten.
Het artikel `Natuurinclusieve romantiek bevat enkele misverstanden:
1. Bij natuurinclusieve landbouw kan gedacht worden aan extensivering van de bedrijfsvoering, maar ook aan het niet bemesten van akkerranden of aan verandering van de maaiperiode van graslanden. Het doel hiervan is de locale biodiversiteit te verhogen. Met romantiek heeft dat niets te maken.
2. Het artikel suggereert onenigheid tussen Staatsbosbeheer (SBB) en het voormalige Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN) met betrekking tot het bosbeheer. Dit is niet juist. De relatie was goed (het RIN ressorteerde lange tijd onder SBB). Het toenmalige beleid was geïntegreerd bosbeheer (uitkap en groepenkap), maar de laatste jaren is men plaatselijk overgegaan tot productiebosbouw waar kaalkap een rol in speelt. Dat heeft geleid tot scherpe kritiek.
3. Dat verscheidene organisaties (Wakker Dier, Milieudefensie en Dierenbescherming) zich hebben verzet tegen agroparken en varkensflats is juist. Een van de redenen was dierenwelzijn. De opmerking van Peter Smeets in Trouw dat dierenwelzijn goed geregeld is in ons land kan ik niet onderschrijven. Aan dierenwelzijn valt nog zeer veel te verbeteren.
De kritiek van de auteur op genoemde organisaties suggereert dat ze het beleid kunnen bepalen. Ze kunnen alleen de publieke opinie beïnvloeden.